zaterdag 4 november 2017

Trick or treat

Het is alweer een paar dagen geleden, maar ik heb nu de tijd om erover te vertellen. En de rust. Die komt uit de fles; ik heb sindsdien niet meer geslapen. Sinds afgelopen dinsdag, 31 oktober.

Ik had er niet aan gedacht dat het Hallowe’en was. En zelfs als ik dat niet was vergeten zou ik niet verwacht hebben dat er kinderen aan de deur zouden komen. Ik ben alleen, mijn huis waar ik sinds een half jaar woon is oud en ligt afgelegen, ver van de straatverlichting. Ik had dus niets lekkers in huis.

De bel ging en ik deed open. Het licht in de hal was al een tijd stuk, dus ik kon ze alleen zien bij het licht van de kaarsjes die in hun uitgeholde pompoenen brandde.
Ze waren met drie, zoals de traditie voorschrijft. Een van de kinderen, de kleinste, had zich als spook verkleed, met een laken over het hoofd waar gaten waren uitgeknipt voor de ogen. De middelste was een geraamte, zwarte kleren waarop kunstig een skelet was geschilderd. De grootste - bijna al te oud om voor snoep langs de deuren te gaan - speelde voor heks.

“Trick or treat!” zongen de oudsten, terwijl de jongste met “Tik ow tiet” liet horen nog moeite te hebben met de ‘r’.
Ik onderdrukte een zucht en de neiging om een preek af te steken over modieuze Angelsaksische gebruiken.
“Oh, jongens, het spijt me heel erg, maar ik heb geen snoep in huis.”
“Weet u dat heel zeker?” vroeg de heks. Zij was niet een lelijke-oude-vrouw-met-wrat heks, maar een jonge zwarte-lippenstift-en-oogschaduw heks van de verleidende soort. Ze was echt eigenlijk al te oud om nog om snoep te komen bedelen.
“Want als u geen treat hebt moeten we u tricken!” zei het geraamte met een goed gelukte holle stem.
“Nee echt, sorry” zei ik, en ving de smachtende blik van het spookje op. Ik weet nog niet hoe ze zo kon kijken met ogen die niet meer waren dan twee zwarte gaten.
“Vooruit, ik zal nog even kijken” zei ik tegen beter weten in.
“Dank u”, zei de heks. Op een of andere manier stonden ze nu binnen en was de deur dicht. Had ik ze binnengelaten? Het was wel koud en winderig buiten.

Ze volgden me naar de kamer, ongevraagd.

Ik begon met veel misbaar kasten te doorzoeken.
“Hebben jullie al veel opgehaald?” vroeg ik, om de stilte te doorbreken. Het viel me op dat ze geen doos of tas bij zich hadden om de buit in te verzamelen.

“U bent de eerste”, zei het geraamte.
“En u bent de laatste”, zei het spookje.
“We komen alleen hier”, legde de heks uit.

Verbaasd hield ik op met zoeken.

“Doorgaan!” riep het spookje. Ik opende de volgende kast.
“U hebt het hier mooi ingericht” zei de heks. Goedkeurend keek ze naar de vele brandende kaarsen. “Beter dan de vorige bewoner.”
“Komen jullie elk jaar hier?” vroeg ik.
“Elk jaar”, zei de heks. “We hebben hier al veel mensen meegemaakt.”
“Dat zal wel meevallen, denk ik” grinnikte ik. “Zo oud zijn jullie niet.”
“We komen hier al langer dan je denkt” antwoordde het heksje koel. “En het huis wordt vaak verkocht. Het was best goedkoop, toch?”
Ik aarzelde. Hoewel eigenlijk te oud om snoep te bedelen, leek ze me te jong voor dit soort wijsneuzigheid. “Hoe weet je dat?”
“Ach, ik raadde het. Mensen willen hier niet lang wonen. Niet als ze weten wat ze er op de koop toe bij krijgen”.
“Wat dan?”
“Ons.”

Mijn kat, Belle, kwam nieuwsgierig kijken. Het spookje liep blij en onbesuisd naar haar toe en even was ik bang dat ze zich aan de tafel zou stoten. Ze hurkte en maakte enthousiast lokgeluidjes. Belle kwam dichterbij en probeerde een kopje te geven, maar raakte het spookje niet. Ze probeerde het nogmaals, maar miste weer. Beledigd liep Belle naar de heks. Ze passeerde daarbij het geraamte, dat ze helemaal negeerde.

Terwijl de heks de kat aanhaalde, ging ik verstrooid verder met zoeken naar het snoep waarvan ik wist dat het er niet was. Verstrooid, en inmiddels meer dan een beetje bang.

Ik praatte verder tegen de heks, die het meest tot een gesprek geneigd leek.
“Ik zag net iets, maar ik dacht dat ik me vergiste. Ik zag het licht van de kaarsen tussen de ribben van je broertje door schijnen. Ik zag je zusje door de hoek van de tafel heen lopen, en ik zag dat Belle’s kop door haar heen ging toen ze kopjes gaf.
Wie zijn jullie? Wat zijn jullie?”

Het heksje giechelde. “Jij bent snel. De meesten geloven niet wat ze zien.” Toen, dromeriger:
“We woonden hier goed, mijn vader, mijn moeder, mijn broer en zus en ik. Toen werd mijn moeder ziek, en stierf. Een half jaar later had mijn vader zich doodgedronken. De broer van mijn moeder, onze oom, trok in dit huis en beloofde voor ons te zorgen. Het was de hel."

"Hij sloot mijn zusje een keer buiten, een hele nacht, omdat ze te veel huilde. Het was winter en de volgende dag bleek ze doodgevroren. Mijn broertje kreeg amper te eten. Hij was vel over been toen hij ziek werd en stierf. Het kon mijn oom niets schelen. Mij gebruikte hij -” hier stokte ze even “als bedwarmer."

"Het was de hel, en dus wendde ik me tot helse krachten voor hulp. Ik sloot een pact. Ik kreeg mijn broertje en zusje terug, en ik kreeg wraak. Mijn oom viel in de put hier op het erf. Ik had de emmer opgetakeld en de muren waren te glad, dus hij kon er niet uit. Ik geloof dat hij het nog een week heeft volgehouden, tot zijn middel in het water. Hij kon niet zitten, niet slapen, niet eten - en het was koud. De put is drie generaties geleden gedempt omdat iedereen die eruit dronk ziek werd.
Het had natuurlijk een prijs. Het heeft altijd een prijs...”

Ze keek me schalks aan. “Al snoep gevonden?”
“Ik zoek! Ik zoek!” riep ik uit.
“Heel goed”, zei het heksje. “Want u wilt niet weten welke trick we anders voor u in petto hebben. Wij werven mensen aan, weet u, voor onze baas. Wij winnen zieltjes.”

In de laatste kast die ik doorzocht trof ik, achter de flessen wijn, een oude zak keelpastilles aan. Opgelucht gaf ik deze aan de heks, die hem aarzelend aannam.
“Schamel” zei ze, “maar we moeten het ermee doen. Omdat je zo’n lieve kat hebt.”
Ze wenkte haar broer en zus en liep naar de voordeur. Ik hobbelde achter hen aan.

“Waarom met Hallowe’en?” vroeg ik me hardop af. “Dat werd hier vroeger helemaal niet gevierd.”
“We proberen met de tijd mee te gaan”, zei het heksje. “Maar maak je niet ongerust: met Sint Maarten komen we weer.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten