zondag 13 december 2020

Verlanglijstje

Ach, met de dingen die ik wil
zal ik u niet meer vermoeien
Want het kan u toch niet boeien
Goed dat ik geen woord eraan verspil

U zou mijn wensen toch verfoeien
Uw reactie op mijn liefste gril
zou afwijzend zijn, ronduit kil
Daarom, beter niet bemoeien

Toch is het een bitt're pil
verlangen onvervuld te laten groeien
Ik wil alleen een beetje stoeien
en daarna een keer van bil

donderdag 29 oktober 2020

De Weerman

De reis was lang en vermoeiend geweest. De laatste klim naar het huis op de heuvel moest gehaast want het werd al donker. De weerman ontving me allerhartelijkst en huisvestte me in een ruime kamer met uitzicht over het beekdal.

Een week, had ik mezelf gegeven. Zeven dagen om het geheim van de weerman te doorgronden.

Veel werk scheen hij niet te hebben. Hij stond op wanneer hij daar zin in had, rommelde een beetje in zijn moestuin of deed boodschappen in het dorp in het dal. Uren kon hij zitten met een boek en zijn pijp; op het terras voor zijn huis als de zon scheen, binnen voor de haard bij slecht weer.

Daarnaast zorgde hij natuurlijk voor zijn vogels. Achter het huis was een grote volière waarin tientallen kleurige vogels rondfladderden. Ik ben geen kenner van vogels, maar herkende er geen één. Het waren vrijwel zeker verschillende soorten, want ze variëerden zeer in grootte, vorm, en kleur. De kleuren vooral waren opvallend. Nachtzwarte vogels naast helderblauwe, mosterdgele en loodgrijze. Een vogel die ik bijzonder mooi vond was hemelsblauw met witte strepen.

Regelmatig liet hij er een los.

Ik was verrast, de eerste dag dat hij de volière opende. De vogels erbinnen gingen onaangedaan hun gang, op één na. Een lichtgrijs gevlekte vloog naar buiten en ging op de uitgestrekte hand van de weerman zitten. Deze leek wat tegen de vogel te zeggen, waarna hij opsteeg en in de lucht verdween. Ik verloor hem al snel uit het oog -- de lucht was vochtig en werd snel heiig. We brachten die dag vooral binnen door.

De tweede dag was het de mooie vogel, de blauwe met witte strepen, die via de hand van de weerman het luchtruim koos. Het was beter weer nu, slechts een paar mooiweerwolken die het blauw van het uitspansel onderbraken.

Sorry als ik te veel over het weer praat. Het is moeilijk om dat niet te doen als je bij de weerman logeert. Dat is een heel gemoedelijke man overigens, en hij gaf antwoord op bijna al mijn vragen.

Een helderblauwe vogel was het die de derde dag de vrijheid kreeg. Hij vloog direct het dal in, waarschijnlijk op zoek naar de verkoeling van de beek, want het was een hete dag onder een strakblauwe hemel.

De vierde dag was een herhaling van de derde. Ik had niet gezien dat de weerman van elke vogel meer dan één had, dus ik neem aan dat de helderblauwe vogel 's nachts was teruggekeerd.

Op bijna al mijn vragen ja. Mijn belangrijkste vraag negeerde hij.

De vijfde dag: een donkergrijze vogel. Ik bleef niet kijken waarheen deze vloog want het regende hard.

De zesde dag: een klein, zenuwachtig, wit vogeltje, dat van her naar der schoot. Wat kon die hard vliegen! Dat zal hij nodig hebben gehad, want er stak een flinke wind op net toen de weerman hem liet gaan.

Op de zevende dag was het al laat in de middag toen de weerman zijn volière opende. Een trage, dikke, pikzwarte vogel fladderde lui naar zijn hand, en koos het luchtruim na een paar gefluisterde woorden. Ik keek hem na tot hij verdween tegen de donkere luchten die zich aan de horizon samenpakten.
"Dus zó doe je het", zei ik.
"Is er een andere manier?" vroeg de weerman.
We gingen naar binnen om te schuilen voor de naderende storm.

zondag 25 oktober 2020

Buurtbende - Olivia

Sommige gebeurtenissen zijn zo absurd dat je je later afvraagt of ze wel echt gebeurd zijn, ook al was je er zelf bij. Vervolgens vergeet je ze. Veel later is er een trigger — iets dat iemand zegt, een geur, een berichtje in de krant — en opeens word je met volle kracht door de herinnering geraakt.

In onze klas was Olivia het meisje met de groene vingers. De verantwoordelijkheid voor het begieten van de planten in het lokaal rouleerde: iedere week was iemand anders aan de beurt. Steevast, een paar weken en een paar dode planten na het begin van het schooljaar, kwam Olivia aan de beurt. De planten fleurden dan magnifiek op (eenmaal is zelfs een al drie dagen dode plant weer tot leven gekomen, maar dat is een verhaal op zich) en Olivia gaf de verzorging de rest van het jaar niet meer uit handen. Aan het eind van het schooljaar, als de zon het klaslokaal goed verwarmde, waande je je soms in een tropische jungle, zo welig had alles getierd. In de zomervakantie werden de uit de kluiten gewassen groeisels vervangen door nieuwe, pietepeuterige plantjes. Zo kon het hele verhaal het volgende schooljaar opnieuw beginnen.

Uiteindelijk, in de zesde klas, ging het mis.

Olivia hield niet van fikkie stoken, tikkertje, of voetballen. Ook boomhutten maken trok haar niet. (Het deed de bomen pijn, volgens haar.) Daardoor speelde ze meestal alleen, en ook dat was meestal tussen de planten. Ze verzamelde kruiden in de weides die toen nog niet kapot gespoten werden; plukte bloemen, of zocht nootjes in het freulebos.

Soms gingen we met haar mee naar het bos, omdat je er leuk verstoppertje kon spelen. Het freulebos is niet groot: ongeveer zo groot als een voetbalveld en ook van die vorm. Het ligt ingeklemd tussen de bebouwing in het centrum van ons dorp, tegen het oude gemeentehuis aan. Ik weet de herkomst van de naam niet, maar het verhaal dat er ooit een freule vermoord werd is vrijwel zeker onwaar.

In het bos leek Olivia een ander persoon te worden. Ze fleurde op als de planten die ze in de klas verzorgde. Ze leek er volledig op haar gemak en op haar plaats. Hier was ze geen schoolkind, maar een prinses. Het was op een keer in het freulebos dat Eva opmerkte:
“Olivia, waarom zijn jouw vingers groen?”
Zesdeklassers zijn letterlijk. Olivia’s vingers waren groen als boomblad in de zomer. De kleur liep door over de knokkels en handen, vervagend richting de polsen.
“Oeoeoe! Griezelig!” gilde Freddy, waarmee hij bedoelde dat hij het erg interessant vond.
Olivia haalde haar schouders op. “Dat heb ik vaker als ik in het bos ben. Het gaat weer weg als ik naar huis ga.”
Als ze het bos in ging deed Olivia altijd haar schoenen en sokken uit en hing ze over een boomtak. Ze liep blootsvoets over dennennaalden en sparappels, afgevallen takjes en blad, en nooit bezeerde ze zich. Soms zocht ze een stukje grond zonder begroeiing, en woelde met haar voeten de aarde om totdat ze er een paar centimeter diep in stond. Zo kon ze een hele tijd stil staan, tot wel een half uur. Ze deed verder niets, maar verveelde zich niet. Ze genoot van het contact met de aarde en de wind om zich heen.
Een paar weken na het groene-vingerincident riep Edith:
“Olivia, wat zijn die draden aan je voeten?”
Olivia had net de aarde van haar voeten geschud, en inderdaad ontsproten er witte tentakelachtige dingen aan haar tenen, een paar centimeter lang.
“Oeoeoe! Griezelig!” gilde Freddy, waarmee hij bedoelde dat hij het griezelig vond.
Olivia haalde haar schouders op. “Dat heb ik vaker als ik in het bos ben. Het gaat weer weg als ik naar huis ga.”

Kort voor de zomervakantie kwam Olivia op een dag niet meer naar school. Na een paar dagen hoorden we dat ze vermist was. Angela en Freddy en ik gingen haar zoeken. We vonden haar in in een achterafhoekje van het freulebos.
Olivia stond tot haar enkels in de aarde, en ze had haar armen gespreid, half omhoog. Ook haar groene vingers waren gespreid en het leek wel of er bladknoppen aan zaten. Ze had haar ogen gesloten, en haar gezicht was merkwaardig gerimpeld, met verticale groeven. Ze zag ook veel bruiner dan de paar weken zomerzon konden verklaren.
“Olivia! Kom naar huis! Ze zoeken je!” riep Freddy.
Olivia opende haar ogen niet. Ze sprak wel.
“Kan ik niet. Ik zit vast.”
Freddy en ik sloegen van weerskanten onze armen om haar heen en probeerden haar uit de grond te tillen. Ze had gelijk: ze zat vast. Het leek alsof ze wortel geschoten had.
“Niet doen. Ik wil niet weg”, mompelde Olivia. Haar stem kraakte een beetje, als een tak in de wind. “Hier hoor ik thuis.”

Natuurlijk gingen we naar huis om onze ouders te vertellen dat we Olivia gevonden hadden en waar, en waarom ze niet zelf naar huis kwam. Natuurlijk worden elfjarige snotneuzen genegeerd als ze met dat soort verhalen aankomen, en zonder eten naar bed gestuurd als ze aanhouden. Kortom: de volwassenen vonden Olivia niet, en Olivia kwam nooit meer naar huis.
Wij, haar klasgenootjes, bezochten haar nog regelmatig. Als het lang erg droog was kwamen we haar water brengen, in een gieter. Langzaam maar zeker veranderde ze steeds meer in een boom. Na verloop van tijd kostte het moeite om haar van de andere bomen te onderscheiden. Ten slotte wisten we alleen nog door de plek waar ze stond dat die bepaalde boom ooit Olivia was. Na die ene keer heeft ze nooit meer gesproken.

Uiteindelijk vergaten we haar.

Sommige gebeurtenissen zijn zo absurd dat je je later afvraagt of ze wel echt gebeurd zijn, ook al was je er zelf bij. Vervolgens vergeet je ze. Veel later is er een trigger — iets dat iemand zegt, een geur, een berichtje in de krant — en opeens word je met volle kracht door de herinnering geraakt.

“Het oude gemeentehuis is gesloopt”, vertelde mijn moeder. Ik was bij haar op bezoek dit weekend, in mijn oude geboortedorp. “En de helft van het freulebos ernaast kappen ze voor nieuwbouw.”

Ik leende haar fiets en racete de twee kilometer naar het freulebos. Ik gooide de fiets tegen een boom zonder hem op slot te zetten en rende het bos in. Tot mijn verbazing wist ik nog precies de weg naar de plek waar Olivia stond, maar zover kwam ik niet. Het geluid van kettingzagen kwam me tegemoet van achter de bomen. Plotseling viel dat stil en een mannenstem riep:
“Hee! Wat is er met jouw zaag? Hoe komt die zo roestig?”
Een andere stem antwoordde, zachter. Ik kon hem amper verstaan.
“Dat is geen roest. Het lijkt wel… Krijg nou wat! Het is bloed...”

Ik ben omgedraaid en weggegaan.

maandag 27 april 2020

zondag 19 april 2020

Mis

Ik mis je handen
ik mis je ogen en je lach
en je tanden tegen die van mij en ach...
Ik mis je woorden
ons gepraat en onze dromen
ook — nee juist als ze ontspoorden
zelfs al zijn ze nog niet uitgekomen...
Ik mis je warmte
Ik mis je stiltes en begrip
je armen en hun kalme grip
Ik mis je adem, mis je huid,
je geschater, altijd luid
Mis je grappen en je tranen
en hoe jij steeds een weg kunt banen
jouw stappen, doorheen je pech

Ik mis je. Wees niet weg.

Kopenhaags

Alles wat ik meemaak lijkt pas echt
als ik het met je deel
Ik spreek je lang niet vaak genoeg
dus er gebeurt niet veel

Je bent mijn spiegel en mijn dagboek
mijn ijkpunt van bestaan
Wanneer jij niet aan mijn lippen hangt
is er geen klap meer aan

zaterdag 11 april 2020

Beeldverhaal

Het grote donkere gebouw schuin tegenover mijn appartement staat grotendeels leeg. Op de begane grond is een groot lokaal met hoge ramen. Hier werd iedere donderdagavond van acht tot tien een cursus modeltekenen gegeven.

Het model meldde zich iedere donderdagavond om klokslag acht uur bij de deur van het gebouw. Ik schatte haar halverwege de dertig, normaal postuur, halflang donker haar. Op die afstand kon ik niet de kleur van haar ogen zien. Nadat ze was binnengelaten liep ze door naar het lokaal, waar de cursisten met thee of koffie aan het bijpraten waren. Ze kleedde zich ter plekke uit, wat heel ongebruikelijk is. Vervolgens zette ze zich neer op de kruk, vleide ze zich neer op de bank, of leunde ze bevallig tegen een pilaar, afhankelijk van het soort requisiet dat de cursusleidster had meegenomen. Tweemaal op de avond veranderde ze van pose. Na afloop kleedde ze zich aan. Dan liep ze naar de cursusleidster die haar een envelop gaf; naar ik aanneem met haar honorarium voor die avond.
Een enkele keer probeerde een van de curisten een praatje met haar aan te knopen na de les, wat ze negeerde.

Vanuit mijn raam op de eerste verdieping kon ik alles tot in detail volgen; vooral in de winter als het buiten donker was en het lokaal helder verlicht. Ik weet niet waarom ze niet de gordijnen sloten; misschien waren die er niet. Enkele jaren lang was dit een vast punt op mijn donderdagavond: haar voetstappen door de straat, het aanbellen (soms verbeeldde ik me dat ik de bel kon horen), het uitkleden, de drie poses, het aankleden, de envelop en het vertrek.

Toen kwam het jaar dat alles stilviel. Winkels en fabrieken sloten, bijeenkomsten werden afgelast. Ik verloor mijn baan. Ook de tekenclub werd opgedoekt.

De eerste donderdagavond na deze maatregelen hoorde ik, stipt om acht uur, voetstappen in de straat. Ik liep naar het raam om naar buiten te kijken. Het model had net de voordeur van het volledig donkere gebouw bereikt en belde aan. Er werd niet opengedaan; er was niemand binnen. Na een minuut wachten boog ze zich iets voorover en deed iets met het slot. Daarna opende ze de deur en liep naar binnen. Een halve minuut later zag ik de lichten in het lokaal aanspringen. Ze liep naar het midden van het lokaal, kleedde zich uit, en nam plaats op de leunstoel die er nog stond na de vorige sessie. Veertig minuten later veranderde ze van houding, en eenzelfde tijd later opnieuw. Om tien uur stond ze op, kleedde zich aan, en liep naar de tafel waar de cususleidster altijd stond. Daar wachtte ze een paar tellen. Dan draaide ze zich om, deed de lichten uit, verliet het lokaal en kwam na een halve minuut het gebouw uit. Ze sloot de deur achter zich en liep de straat uit.

Ik realiseerde me dat ik de volle twee uur in fascinatie had staan kijken.

Het ritueel herhaalde zich de volgende donderdagavond, en een week later weer. Ze bleef iedere week komen en poseren voor een leeg lokaal.

Nieuwsgierig geworden ging ik kijken bij de deur van het gebouw, en zag waarom ze zo makkelijk binnenkwam: de deur was niet op slot en het kozijn stak niet over. De deur was open te krijgen door bij de klink een bankpasje tussen het kozijn en de deur te schuiven.

De volgende donderdagavond om zeven uur liep ik naar het gebouw, werkte de deur open, en sloop naar binnen. Ik vond het lokaal en liet een envelop met een bescheiden geldbedrag achter op de tafel. Ik ging terug naar huis en wachtte achter het raam.

Het ritueel herhaalde zich. Het binnendringen, het uitkleden, het poseren in drie houdingen, het aankleden en het naar de tafel lopen. Daar aarzelde ze, keek om zich heen, en pakte uiteindelijk de envelop op. Ze stak hem in een zak van haar jas en vertrok.

De volgende keer zorgde ik weer dat er een envelop met geld voor haar klaarlag, en de daaropvolgende keren ook. Zo ging het maanden voort.

De laatste donderdag voor kerstmis legde ik een kerstkaart naast de envelop. Ik had er niets opgeschreven. Ze pakte hem op, bestudeerde hem, en stak hem in haar jaszak.

De donderdag daarna kleedde ze zich niet meteen uit nadat ze het lokaal was binnengekomen. Ze haalde van onder haar jas een fles en twee glazen tevoorschijn die ze op de tafel zette. Ze liep naar het raam en keek mij vanaf de overkant van de straat recht aan. Toen wenkte ze.

Als verdoofd verliet ik mijn appartement, liep de trap af en stak de straat over. Ik opende de deur op de beproefde manier en liep naar het lokaal. Zij had zich inmiddels ontkleed, de twee glazen gevuld en had met een daarvan in haar hand een pose aangenomen op de stoel. Haar ogen waren bruin. Veertig minuten later schonk ze ons elk een tweede glas in, liep terug naar haar stoel, en nam een andere houding aan. Weer veertig minuten later: hetzelfde. Om tien uur kleedde ze zich aan, pakte de lege fles en glazen, en vertrok.

De volgende donderdagen verliepen als voorheen.

Drie maanden later werden de beperkingen opgeheven. In het lokaal in het gebouw tegenover mijn appartement wordt nu op donderdagavond tango-les gegeven; de tekencursus is nooit teruggekeerd.

Het model ook niet.

Soms, op donderdagavond om acht uur precies, meen ik wel eens voetstappen te horen in de straat. Als ik dan ga kijken is er niets.

donderdag 2 april 2020

Sic transit

De woorden ongesproken
De zucht niet geslaakt
Het diepe - niet gedoken
De move niet gemaakt

De zinnen niet gezegd
Het verlangen niet gegist
Het hart niet blootgelegd
Niet langs de bloemist

Obstakels niet weggebroken
De snaar niet geraakt
De twijfel niet betwist

Het contact verbroken
Het pogen gestaakt
Het nummer gewist

zondag 22 maart 2020

Coronalleen

Ik zit alleen, een weekje pas
het besmetten te beletten
Ik wou dat ik twee mensen was
en één van mij met tetten.

(Zie ook de #spleenchallenge op twitter.)

zaterdag 14 maart 2020

De Universele Werkplaats

Kennen jullie het concept van de Universele Bibliotheek? Stel je voor: alle boeken die ooit geschreven zijn, bij elkaar in één bibliotheek. Maar daar houdt het niet mee op. De Universele Bibliotheek bevat alle mogelijke boeken, ook de boeken die nooit geschreven zijn. Veel van die boeken zullen onzinnig zijn; zo is er een boek dat alleen maar de letter 't' bevat, maar dan 27644 keer; een boek waarvan de inhoud identiek is aan 'De Ontdekking van de Hemel', maar dan van achteren naar voren geschreven; het proefschrift van Baudet, enzovoorts.

Vergis je niet. De Universele Bibliotheek is geen fantasie. Hij bestaat echt, althans in potentie. Zet een aantal computers en een aantal printers aan het werk die reeksen willekeurige tekens op papier zetten, en de Bibliotheek begint zich te vullen. (Strikt genomen kunnen we de print-stap wel overslaan, en gewoon documenten op harde schijven genereren.)

Het overgrote merendeel van de boeken in de Universele Bibliotheek is onzinnig en onleesbaar. Van de rest is een groot deel onwaar. Maar tussen de boeken die overblijven zitten juweeltjes: Fermat's eigen bewijs van zijn stelling, de autobiografie van Jezus, het verhaal van jouw leven van je geboorte tot je dood, een economische theorie die een eind maakt aan oorlog en honger, enzovoorts.

Natuurlijk is de kunst om die boeken te vinden tussen alle rommel. Gelukkig bevat de Universele Bibliotheek — uiteraard! — ook een index. Hierin is precies te vinden welk boek je zoekt en waar hij staat.

Alle mogelijke kennis, alle diepste wijsheid, beschikbaar in boeken. Binnen handbereik.

Het idee van de Universele Bibliotheek is iets meer dan een eeuw oud. We hebben - met computers en printers - nu de mogelijkheid om deze bibliotheek te verwezenlijken.

Maar wacht, er is meer. Noemde ik daarnet al printers, en dat die strikt genomen overbodig zijn omdat de boeken ook gewoon als bestanden kunnen worden opgeslagen? Maar waarom zouden we het bij boeken, bij tekst laten?

Ik introduceer hierbij het idee van de Universele Werkplaats. Een ruimte uitgerust met 3D-printers (zoveel als je wilt), die alle mogelijke objecten kunnen printen. De meest bizarre, onwaarschijnlijke, en bijzondere objecten. Een onuitputtelijke energiebron, een glazen bol die echt werkt, een vaccin tegen alle mogelijke ziekten, een raket en lander om grootschalige emigratie naar Mars mogelijk te maken, en ga maar door. De wereld verandert in een paradijs.

Nee, natuurlijk weten we niet hóe we deze dingen moeten maken. Hier komt de Universele Bibliotheek ons weer redden: daarin vinden we de ontwerpen, blauwdrukken, en printopdrachten om de 3D-printers in de Universele Werkplaats tot leven te wekken.


Waar wachten we op?

woensdag 11 maart 2020

Mindfulness

Wanneer licht je netvlies raakt, geluid je trommelvlies laat trillen, of iets je huid raakt — dan moet dat signaal eerst door zenuwcellen naar je hersenen getransporteerd worden. Daar wordt het signaal bewerkt en bestudeerd, zodat het uiteindelijk je feitelijke waarneming wordt. Zowel het transport van het signaal als de verwerking ervan kosten tijd: samen ongeveer een tiende van een seconde. Alles wat je ziet, hoort en voelt is dus al een tiende seconde gebeurd vóórdat je het waarnam.

De goeroe's die zeggen dat je in het Nu moet leven mag je gerust negeren. Als mens leef je per definitie in het verleden.

zondag 12 januari 2020

Kwetsbaar

Aan een gebroken hart zal ik niet sterven
Je kunt de kerven bijna niet meer zien
Genaaid, gehecht, verbonden bovendien
Geen hartzeer kan mijn leven nog bederven

Dácht ik. Half geheeld en altoos broos
En toen ik je weer zag, na lange poos
Viel hij weer geheel aan scherven

Boterbriefje

"Con brio", doet de dirigent
Dat maakt succes bij vrouwen groter
Maar is hij met een and're vent
en komt hij moeilijk in diens krent
dan smeert hij liefst met echte boter

Plaatsnamen

In een draadje op Twitter werd de vraag opgeworpen welke plaatsnaam de meeste verschillende letters bevatte. Leuke vraag. Ik heb een database met plaatsnamen opgezocht en een klein programmaatje geschreven om die vraag te beantwoorden, en nog wat andere vragen daarnaast. De resultaten volgen hieronder.

De database bevat (naar eigen zeggen) alle plaatsen van 500 inwoners of meer; in totaal 162528 stuks.

Nederland

  • De langste plaatsnaam telt 27 letters en is: Westerhaar-Vriezenveensewijk. (Het koppelteken is niet meegeteld.)
  • De plaatsnaam met de meeste verschillende letters (16) is: Gasselternijveenschemond.
  • De langste plaatsnamen (11 letters) die uit alleen verschillende letters bestaan zijn: Lombardijen, Schin op Geul, Sint Gerlach, Valthermond, Zwagerbosch en Zwijndrecht. (Spaties zijn niet meegeteld.)

Wereld

Deze vragen wilde ik ook wereldwijd beantwoord hebben. Dat kon, want de gebruikte database bevatte de geromaniseerde plaatsnamen (omgezet naar het Latijnse alfabet, mogelijk met diacrieten en andere versierselen).

  • De langste plaatsnaam is te vinden op Wikipedia. De recordhouders komen niet voor in mijn database, waar de Russische stad Poselok Turisticheskogo pansionata "Klyazminskoe vodohranilische" met 59 letters de langste is.
  • De plaatsnaam met de meeste verschillende letters is Powstańców Śląskich Zachód-Centrum Południow (Polen, 23 verschillende letters). Je kunt vinden dat een taal valsspeelt door de letters te versieren. Als je die negeert, dan heeft de eerder genoemde Poselok-enzovoort het record met 20 verschillende letters.
  • De langste plaatsnamen met alleen verschillende letters zijn Bargłów Kościelny (Polen) en Uhlířské Janovice (Tsjechië) met 16 letters; houd je niet van diacrieten dan wint het Oostenrijkse Gumpoldskirchen het met 15 stuks.