zaterdag 2 februari 2013

Kroegavond

"Ik kan mensen laten verdwijnen."
Hij zat opeens bij ons aan tafel, op de vijfde stoel, die daarnet nog leeg was. Waarom stonden er vijf stoelen? We waren maar met zijn vieren, en dit was een tafel voor vier.
"Ik laat mensen verdwijnen," herhaalde hij. "Mensen die mij niet aanstaan. Die er niet zouden mogen zijn."
"Ik ben er niet zo zeker van of ik vind dat u er zou mogen zijn," zei John. "U bent niet uitgenodigd."
De man haalde zijn schouders op. "Ik nodig mezelf meestal uit. Als je kunt wat ik kan verdwijnt ook de bescheidenheid."
"Het klinkt anders niet als iets om trots op te zijn." Paul bemoeide zich ermee. "Iedere zak met een wapen en stom genoeg om het te gebruiken kan het."
De man stak zijn handen op in een afwerend gebaar. "Ik leg geen mensen om. Ik vermoord geen mensen. U hebt gelijk, dat kan iedere zak. Nee - ik laat mensen verdwijnen. Iemand die ik laat verdwijnen is er dan feitelijk nooit geweest."
Het was vrijdagavond. Ons groepje van vier vrienden - John, Paul, Marco en ik - zat aan de vaste tafel in de vaste kroeg. Hier kwamen wel vaker vreemde snuiters, maar niet vaak zulke brutale. Ik gebaarde de bediening om nog een rondje. Dit kon interessant worden.
"Iemand laten verdwijnen zodat het lijkt of hij er nooit geweest is?" John klonk nu geïnteresseerd. "Hoe doe je dat?"
De man schudde zijn hoofd. "Niet alsof. Hij is er dan werkelijk nooit geweest. Hij heeft dan nooit bestaan."
Er waren vijf glazen gebracht, en de man nam een teug van de zijne. Vijf glazen? Ik had gedacht dat ze alleen de glazen van ons vier zouden vervangen.
"Hoe ik het doe? Dat weet ik eigenlijk niet. Ik weet alleen dat ik iemand weg wens. Dat moet ik dan heel erg willen, me erg op concentreren. Het is een gevoel alsof ik een olifant door een afvoerputje pers en net zo inspannend. Dan, met een zuigend, ploppend geluid gebeurt het. Natuurlijk hoor alleen ik het, en dan niet met de gewone oren. Soms beseft zo iemand nog net wat er gebeurt. Hun verzet is natuurlijk zinloos, maar het gejammer is vreselijk om te horen."
Peinzend nam hij nog een teug.
Marco keek geamuseerd. Hij hield van rare verhalen en hield vertellers ervan graag op de praatstoel. "Wie maakt u dan weg? En waarom? Voor geld? Belangrijke figuren?"
"Nee," antwoordde de man, "niet voor geld. Niemand zou daar geld voor geven, niemand gelooft het. Trouwens, als ik klaar ben is zo iemand er nooit geweest, en snapt de opdrachtgever niet meer waarom hij mij zou betalen."
Zijn blik werd harder, zijn kaken verstrakten.
"Ik laat mensen verdwijnen die mij ergeren. Waar ik een hekel aan krijg. Dat kan heel plotseling zijn. Jullie vriend bijvoorbeeld, die mij aanstootte toen hij binnenkwam waardoor ik over mijn kleren morste."
Hij had inderdaad een vochtige plek op zijn overhemd.
"Welke vriend?" vroeg Paul verbaasd.
"Die er nu niet meer is," antwoordde de man kortaf. "Doe geen moeite, je herinnert je hem niet. Hij is er nu nooit geweest."
Wij vieren keken elkaar aan en barstten in lachen uit. "Mooi verhaal!" complimenteerde Marco, toen we bedaarden.
De man leek even kwaad te worden toen we begonnen te lachen, maar keek nu berustend.
"Uiteraard geloven jullie me niet. Toch zouden jullie hier eigenlijk met vijf zijn." Hij nam nog een slok. "Hoewel ik niet weet hoe ik het doe weet ik wel dat het moeilijk is. Als ik me niet goed concentreer mis ik dingen, wordt er iets niet goed gewist." Hij keek peinzend. "Dan herinnert een geliefde zich nog iets, bijvoorbeeld. Dat is pijnlijk. Of er blijft iets van hem achter, een voorwerp, of archiefgegevens. Vooral officiële documenten leveren dan erg veel verwarring."
Hij maakte zijn glas leeg. "Ik weet dat jullie me niet geloven. Natuurlijk niet. Maar voor mezelf vond ik dat ik jullie een verklaring schuldig was voor het verdwijnen van jullie vriend."
Hij groette ons en vertrok, zonder ons de kans te geven nog te reageren.
We praatten nog even na over deze rare snuiter, waarbij Paul opmerkte dat hij mooi op onze kosten gedronken had. Niet veel later was het sluitingstijd en begon de bediening op ons vertrek aan te dringen. We waren inmiddels de laatste gasten.
We spraken af voor de volgende vrijdagavond terwijl we naar de uitgang liepen. Toen ik mijn jas pakte merkte ik op dat er nog een jas overbleef op de kapstok.
Iets roerde zich in mijn geheugen, maar verdween toen weer.
Ik haalde mijn schouders op en liep de nacht in.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten