zondag 6 september 2015

Het ritueel

Ik was laatst op de universiteit, op bezoek bij een antropoloog. Vraag me niet waarom - de reden was saai en niet relevant, nu.

Na de afwikkeling van waar de zaken waar ik voor kwam raakten we aan de praat. Biertje erbij, uit de kleine koelkast op zijn kamer. Het leek een best aardige man te zijn, met verhalen. Wat wil je ook, met zo'n beroep. Een van die verhalen was wel erg persoonlijk; indrukwekkend. Ik zal jullie erover vertellen.

In zijn twintigjarig (kinderloos) huwelijk was hij veel van huis. Inboorlingen zus, en nieuwe stammen zo. Veldonderzoek. Hij en zijn vrouw zagen elkaar soms maar een paar maanden per jaar.

Een keer, toen hij terugkwam van een studiereis, had zijn vrouw nieuws voor hem. Ze was ziek. Ongeneeslijk. Nog een half jaar te leven. En o, wat was ze bang om te sterven, om uit te doven en in de vergetelheid te verzinken. Nog bevreesder was ze voor het alternatief. Een christelijke opvoeding (van de hel-en-verdoemenis variant) liet zich nu wreed gelden. Ze las en herlas Dante's Inferno, waarbij vooral de negende cirkel haar morbide belangstelling trok.
Ik weet niet waarom.
Terwijl zijn vrouw radelozer en zieker werd, dacht de antropoloog terug aan zijn reizen, en aan één stam in het bijzonder.

De sjamanen van die stam kenden het geheim van onsterfelijkheid en hadden technieken om de ziel van een stervende te redden. Hij had de ceremonie een keer bijgewoond. Hoewel hij er niets van geloofde was het zeer indrukwekkend geweest - de stervende en diens familie waren blij en opgelucht. Nu twijfelde hij. Zou het kunnen dat...?

Hij overlegde met zijn vrouw, die zich inmiddels aan iedere strohalm vastgreep. En ging weer op reis.

Het kostte hem vier maanden om de stam terug te vinden, vertrouwen te winnnen, en de sjamanen over te halen hem het ritueel te leren. Vier maanden waarin zijn vrouw, alleen, zieker en banger werd.

Uiteindelijk keerde hij terug, nog net op tijd om zijn vrouw de procedure uit te leggen voor ze in een coma weggleed. Het kwam neer op het volgende.

Op het moment van sterven verlaat de geest, de ziel, het lichaam. Of deze dan oplost, vernietigd wordt, of naar elders vertrekt is onbekend. Het ritueel vangt deze ziel op en leidt deze naar een plek waar hij verder leven kan - een dier naar keuze. (Een mens daarvoor gebruiken was niet mogelijk, volgens de sjamanen, en bovendien verwerpelijk.) Een soort reïncarnatie maar dan zonder geboorte en in een dierlijk lichaam, met alle dierengenoegens en -leed - maar toch: leven. Niet dood.
Het dier met de gevangen ziel werd zo goed als onsterfelijk. De ziel, al een keer gestorven, weigerde dat nogmaals te doen. De sjamanen hadden hem een papegaai getoond die naar verluidde al 500 jaar oud was (en ook het dialect uit die tijd sprak).

Na overleg met de artsen - niet over de voorgenomen procedure - werd de behandeling van de vrouw stopgezet. De antropoloog werd met haar alleen gelaten.

Hij begon prompt en gehaast aan de voorbereidingen voor het ritueel, en was net op tijd klaar. Met het uitblazen van haar laatste adem ving hij de ziel van zijn vrouw en verleende haar daarmee nagenoeg onsterfelijkheid.

Dit speelde twintig jaar geleden. De antropoloog ging inmiddels bijna met pensioen.

Nieuwsgierig geworden vroeg ik of de procedure echt gewerkt had (hoe kon je dat weten?) en in welk dier de geest van zijn vrouw nu zat.
"Ik zal het je laten zien," zei hij. Hij liep naar zijn koelkastje, opende het, en haalde iets uit het vriesvakje. Toen liet hij het aan me zien.
Ingebed in een helder stuk ijs, met levende ogen die met menselijke wanhoop naar me terugstaarden, zat een goudvis.
"Ach, ik heb nooit gezegd dat ik haar nog aardig vond," zei de antropoloog. "En een kouwe vis was ze toch al."

Geen opmerkingen:

Een reactie posten