dinsdag 26 april 2016

Teruggeroepen

Zijn weg naar de top duurde slechts een jaar en was spectaculair. Waar Ramkol sprak, kwamen de mensen, luisterden de mensen, en volgden ze hem. Zijn redevoeringen en charisma lieten de politieke stroming waar hij de voorman van was uitgroeien tot een massabeweging, waar deze voorheen klein en schimmig was. De ideeën van die beweging werden door velen nog steeds als schimmig gezien, maar in stilte. Men moet voorzichtig zijn met een massabeweging.

De groei was er een beetje uit, de laatste tijd. De glans werd minder en sommigen spraken van klatergoud. Maar deze dip zou tijdelijk zijn. Ramkol werd nog steeds de man met de gouden tong genoemd, hoewel hij soms ook wat anders genoemd werd. Het was slechts een korte rustpauze voordat zijn rijzende ster hem tot de machtigste man van het land zou maken.

Maar op het moment had hij de smoor in. Hij zat somber onderuitgezakt op de burelen van zijn partij.
"Mijn one-liners zijn nog steeds goud, nee, platina zelfs", zo klaagde hij. "Maar mijn alinea's lijken steeds net een zin te lang, waardoor ze hun kracht verliezen. Mijn redevoeringen brengen de mensen nog steeds in vervoering, maar ze zijn minder vervoerd dan voorheen. En soms", Ramkol huiverde, "soms stotter ik."
"Een tijdelijke inzinking, dat is alles." stelde zijn assistent Yehuda hem gerust. "Binnenkort komt de oude bezieling weer terug. Dat hebben we ook gezien bij je voorganger."
"Mijn voorganger is wég", bromde Ramkol. "Ik heb hem vervangen."
"Het is moeilijk om voortdurend te vlammen, dan brand je op", ging Yehuda verder. "Misschien is het een goed idee om er even tussenuit te gaan. Een paar dagen of zo, om tot rust te komen en bij te tanken."
"Dat is inderdaad een goed idee," mijmerde Ramkol verwonderd. "En toevallig dat je het zegt. Ik heb al een paar weken de aandrang om mijn geboortedorp weer eens op te zoeken. Een aandrang die steeds sterker wordt, alsof ik geroepen word."
"Ga dan!" riep Yehuda uit. "Het zal je goed doen. Het zal dus onze beweging ook goed doen!"
"Redden jullie je zonder mij?" aarzelde Ramkol. De oude Ramkol aarzelde nooit.
"Natuurlijk. Je plaatsvervanger zal de zaken perfect kunnen overnemen."
"Vervanger?" bromde Ramkol. "Ik ben na het weekend weer terug. Voor die paar dagen is een vervanger overbodig."
"Natuurlijk," verontschuldigde Yehuda zich. "Ik versprak me."


Het partijkantoor was op loopafstand van zijn huis en op mooie dagen als deze ging Ramkol vaak te voet naar huis. Onderweg, toen hij door enkele voorbijgangers herkend werd, wist hij weer waarom hij dat de laatste tijd liever niet meer deed. "Gollum!" riep een opgeschoten tiener naar hem. Een andere viel hem bij. "Gollum!"

Dit was de andere naam die mensen hem tegenwoordig soms gaven. Toen zijn assistent had uitgelegd waar het vandaan kwam was hij diep beledigd. "Ik ben niet klein, ik ben niet eng, ik heb geen harige grote voeten en ik spreek in normale zinnen! Ik geef ook nog eens niets om sieraden!" riep hij uit. "Waarom word ik vergeleken met dit, dit creatuur?" Yehuda bleef het antwoord schuldig.

Eenmaal thuis pakte hij een kleine koffer in - hij verwachtte maar een paar dagen weg te zijn en hij had niet veel nodig - en zette hem in de auto. Hij sloot zijn huis af, stapte in, en reed weg.

Bij het eerste kruispunt al aarzelde hij. Had hij niet moeten opzoeken hoe hij moest rijden? Het was lang geleden dat hij in zijn geboortedorp geweest was. De route stond hem niet helder voor de geest. Toen voelde hij het vage trekken aan zijn geest dat hem de laatste weken zo vertrouwd was geworden. Nu gaf het ook duidelijk een richting aan. Hij zette zijn twijfels aan de kant en volgde het trekkende gevoel. "Wat zullen we nou krijgen", mompelde hij bij zichzelf, "ik zal verdorie toch wel weten waar ik vandaan kom?"


Een paar honderd kilometer verder en een paar uur later was hij verdwaald. Het richingsgevoel was nog heel duidelijk. Het was sterker geworden; zijn geboorteplaats kon niet ver meer zijn. Wegwerkzaamheden, omleidingen en een onverbiddelijk in de weg liggende rivier hadden hem echter gedwongen van de koers af te wijken. Hij wist precies waar hij heen moest, maar hoe hij er moet komen wist hij niet.

In een dorp stopte hij om een voorbijganger de weg te vragen.
"Beste, beste man", zo sprak hij de oude man aan, "Welk een gelukkig lot dat ik u hier tref. Zeg mij waarheen te gaan en ik zal luisteren. Zoals ik altijd de stem van u, het volk, volg."
"'t Is al goed en spaar me je redevoeringen", kraakte de man. "Als je de weg wilt vragen doe dat dan."
Ietwat bedremmeld ging Ramkol op normalere toon voort. "Ik ben op weg naar mijn geboortedorp, Leemoven. Het is hier vlakbij en ik weet waar het is, maar door alle omleidingen weet ik niet hoe ik er moet komen."
"Er is hier geen dorp met die naam", zei de oude voorbijganger kort.
"Niet? U moet zich vergissen - ik kom er vandaan!"
"Het is er niet," zei de oude man weer. "Ik woon hier mijn hele leven al en ken de hele omgeving tot twintig kilometer in de omtrek op mijn duimpje. Er bestaat hier geen dorp met die naam."
"Ik vraag het wel aan iemand anders."

Verscheidene pogingen later zette Ramkol zijn auto op de parkeerplaats achter een pompstation, met het idee om daar een kaart van de omgeving te komen. Niemand die hij vroeg had van zijn geboortedorp gehoord.
"Als van de aardbodem verdwenen", bromde hij terwijl hij uitstapte, om vervolgens in elkaar te krimpen. "Wat een cliché is dat! Ik ben Ramkol - ik spreek niet in clichés!"
"Als het van de aardbodem was verdwenen, dan zou dat bekend zijn", mijmerde hij verder. "Oude mensen zouden zich het nog herinneren. Het zou in de kranten gestaan hebben. Het lijkt wel of het nooit bestaan heeft." Vermoeid registreerde hij ook dat cliché. Hij was aan vakantie toe.

Op weg naar het winkeltje van het pompstation kwam hem energiek een man tegemoet, gestoken in een zwierig gesneden maatpak. Iemand die duidelijk niet uit de omgeving afkomstig was.
"Kijk aan, ook een reiziger", sprak Ramkol bij zichzelf. "Ik zal hem eens vragen - misschien is hij toevallig langs mijn geboortedorp gereden." Hij sprak de reiziger aan.

"Een goede dag, reiziger. Vergeef me dat ik u aanklamp maar ik zit om een inlichting verlegen en u maakt een betrouwbare indruk. Verdomd, terwijl ik het zeg zie ik dat het nog waar is ook! U straalt net zoveel betrouwbaarheid uit als een tweedehands-autoverkoper!"
"Dank u voor dit compliment", antwoordde de reiziger. "Niet veel mensen zouden beseffen dat het een compliment is, maar werkelijk: een tweedehands-autoverkoper moet een zeer betrouwbare indruk maken wil hij in zaken blijven." De man was overduidelijk verguld, en de oprechtheid droop van zijn woorden af.
"Ach meneer", ging Ramkol verder, onder de indruk. "U hebt charisma, en werkelijk een zilveren tong. Mocht u zich ooit in de politieke arena wagen dan voorspel ik u een glansrijke carrière. We zullen elkaar dan zeker nog tegenkomen."
"Ik heb een gouden tong, geen zilveren," riposteerde de reiziger vriendelijk en overtuigend, "en we zullen elkaar nooit meer ontmoeten. Maar nu - er wordt op me gewacht. Welke inlichting zoekt u?"
Ramkol legde hem het doel van zijn reis en zijn topografische problemen uit.
"Prijs uzelf gelukkig dat u mij hier treft!" riep de reiziger uit, en Ramkol moest even denken aan zijn beschamende ontmoeting met de oude voorbijganger. "Ik kom daar net vandaan!" Met enkele zinnen en gebaren legde de reiziger uit hoe Ramkol de omleidingen en obstakels kon omzeilen. "Vanaf daar is het weer eenvoudig, en zult u het zeker vinden."

De twee namen afscheid en vervolgden elk hun weg. Ramkol realiseerde zich vaag dat de reiziger wegreed in de richting waar hijzelf net vandaan kwam.


Verschillende kilometers later - de aanwijzingen van de reiziger waren accuraat - voelde Ramkol dat hij zijn bestemming bijna bereikt had. Inmiddels reed hij op een onverharde weg die hem langs akkers en velden en spaarzame bebouwing voerde. Ramkol zuchtte toen plots zijn auto afsloeg en niet meer wilde starten.
"Ik had moeten tanken toen ik toch bij dat pompstation was!" kreunde hij. Hij vermande zich. "Het is nog maar een paar kilometer. Ik loop het wel."

Het was stoffig en warm, maar geen van beide deerde Ramkol. Hij hield van warmte. Zo af en toe liep hij langs mensen aan de kant van de weg. Dagjesmensen aan het picknicken, kinderen aan het spelen, boeren die van het werk in het veld kwamen. Na enige tijd merkte hij dat hij nagewezen werd. Sommigen leken hem stiekem uit te lachen. En een paar keer meende hij het gehate "Gollum!" te horen.

Het gevoel er bijna te zijn werd steeds sterker. Het waren echter niet de contouren van een dorp die voor hem opdoemden, maar die van een groot, laag gebouw. Een hoge schoorsteen braakte rook uit en een vrachtwagen bracht grondstoffen. De weg leidde er rechtstreeks naartoe.

"Een fabriek?" mompelde Ramkol verbijsterd. "Wat is er verdomme met mijn dorp gebeurd?"
"Dat heeft nooit bestaan," zei een jongeman in overall. Ramkol had de poort van de fabriek bereikt en de jongeman stond daar op hem te wachten.
"Komt u maar mee, dan leg ik het u uit."

"Welkom bij onze productiefaciliteit," ging de jongeman verder terwijl ze de receptie binnengingen. Op de deur stond 'Leemoven Technologies'.
"Ach, Anne," zei hij tegen de receptioniste, "geef jij even door dat we een retour hebben?"
"Sorry daarvoor, maar het werk gaat door," vervolgde de jongeman weer tegen Ramkol terwijl hij hem meetroonde een trap op. "Wij zijn erg trots op deze fabriek, weet u. Eeuwenoude technieken nu verfijnd met de meest moderne technologiën." De jongeman grinnikte. "Onze concurrenten kunnen er niet aan tippen. Voor hen lijkt het wel magie. O, wilt u hier plaatsnemen?"

Ze hadden een ruim kantoor op de eerste verdieping bereikt. Het had een glazen wand dat uitzicht bood op de productiehal. Ramkol nam plaats in de ruime zetel waar hij diep in wegzakte. Het zou nog moeilijk worden daaruit op te staan, dacht hij bij zichzelf.
"Zie ik daar een oven?" vroeg hij, met een knik naar de productiehal.

"Inderdaad. Onze producten zijn deels keramisch van aard."
In de hoek van de kamer stond een manshoge machine op wieltjes. De jongeman reed hem nu tot achter de stoel van Ramkol.
"Wat is dat?" vroeg Ramkol.
"O, niets om je zorgen over te maken. Sta me toe nog even over ons product op te scheppen. Het heeft ingebouwde foutdetectie en probleemrapportage. Als het product defect raakt of slijt - slijtage is helaas onvermijdelijk - dan zal het zichzelf automatisch terugroepen naar deze productiefaciliteit."
"Uw product is mobiel?" informeerde Ramkol.
"O jazeker. Ik dacht dat u dat wel gemerkt had. Het zou anders ook onbruikbaar zijn. Maar goed, we hadden het over uw geboortedorp. Zoals ik al zei bestaat dat niet. U bent u hier geproduceerd. Uw geboortedorp, evenals alle herinneringen van voor het laatste jaar, zijn kunstmatig ingebracht. Ze zijn nep."
"Geproduceerd? Ik? Hier? Niet geboren?" blaatte Ramkol, de man die voorheen een gouden tong had.
"Inderdaad. Wacht, dan zorg ik even dat ik verder kan uitleggen zonder hinderlijke interrupties." De jongeman draaide aan een knop op het toestel.

"Zoals u merkt kunt u niet meer spreken. Uw tong ligt nu als leem in uw mond," zei de jongeman vlak. "Die gouden tong is onze meest spectaculaire innovatie in drieduizend jaar. Vroeger waren jullie allemaal sprakeloos."

Ramkol was inderdaad sprakeloos. Hij kon geen geluid meer maken. Toen hij het probeerde merkte hij dat hij ook niet op kon staan - de stoel leek hem vastgezogen te hebben.

"Een andere innovatie is natuurlijk het levensechte uiterlijk van ons product," ging de jongeman verder. "In uw geval ging dat zichtbaar achteruit - net als overigens uw redenaarskunst."
"En nu vraagt u zich natuurlijk af of, als ons product een defect ontwikkelt en hier terugkomt, we het repareren. Ja, soms doen we dat. In uw geval, echter..." De jongeman haalde zijn schouders op. "Helaas. Uw model is verouderd. We hebben al een vervanger gestuurd. U wordt, ah, gerecycled."

De jongeman keek nog even toe hoe Ramkol vruchteloos en sprakeloos worstelde om los te komen. "Enfin", mompelde hij toen, terwijl hij naar de machine achter Ramkol liep. "De vurige tong die het woord en de bezieling in het woord bracht is al gedoofd. Nu is het tijd om ook het woord dat de bezieling in u brengt te verwijderen."

De jongeman morrelde aan wat knoppen van de machine. Het laatste wat Ramkol hoorde was:
"Je moet toch toegeven dat we een heel eind zijn gekomen sinds de primitieve eerste golem."

Geen opmerkingen:

Een reactie posten