Het grote donkere gebouw schuin tegenover mijn appartement staat grotendeels leeg. Op de begane grond is een groot lokaal met hoge ramen. Hier werd iedere donderdagavond van acht tot tien een cursus modeltekenen gegeven.
Het model meldde zich iedere donderdagavond om klokslag acht uur bij de deur van het gebouw. Ik schatte haar halverwege de dertig, normaal postuur, halflang donker haar. Op die afstand kon ik niet de kleur van haar ogen zien.
Nadat ze was binnengelaten liep ze door naar het lokaal, waar de cursisten met thee of koffie aan het bijpraten waren. Ze kleedde zich ter plekke uit, wat heel ongebruikelijk is. Vervolgens zette ze zich neer op de kruk, vleide ze zich neer op de bank, of leunde ze bevallig tegen een pilaar, afhankelijk van het soort requisiet dat de cursusleidster had meegenomen. Tweemaal op de avond veranderde ze van pose.
Na afloop kleedde ze zich aan. Dan liep ze naar de cursusleidster die haar een envelop gaf; naar ik aanneem met haar honorarium voor die avond.
Een enkele keer probeerde een van de curisten een praatje met haar aan te knopen na de les, wat ze negeerde.
Vanuit mijn raam op de eerste verdieping kon ik alles tot in detail volgen; vooral in de winter als het buiten donker was en het lokaal helder verlicht. Ik weet niet waarom ze niet de gordijnen sloten; misschien waren die er niet. Enkele jaren lang was dit een vast punt op mijn donderdagavond: haar voetstappen door de straat, het aanbellen (soms verbeeldde ik me dat ik de bel kon horen), het uitkleden, de drie poses, het aankleden, de envelop en het vertrek.
Toen kwam het jaar dat alles stilviel. Winkels en fabrieken sloten, bijeenkomsten werden afgelast. Ik verloor mijn baan. Ook de tekenclub werd opgedoekt.
De eerste donderdagavond na deze maatregelen hoorde ik, stipt om acht uur, voetstappen in de straat. Ik liep naar het raam om naar buiten te kijken. Het model had net de voordeur van het volledig donkere gebouw bereikt en belde aan. Er werd niet opengedaan; er was niemand binnen. Na een minuut wachten boog ze zich iets voorover en deed iets met het slot. Daarna opende ze de deur en liep naar binnen. Een halve minuut later zag ik de lichten in het lokaal aanspringen. Ze liep naar het midden van het lokaal, kleedde zich uit, en nam plaats op de leunstoel die er nog stond na de vorige sessie. Veertig minuten later veranderde ze van houding, en eenzelfde tijd later opnieuw. Om tien uur stond ze op, kleedde zich aan, en liep naar de tafel waar de cususleidster altijd stond. Daar wachtte ze een paar tellen. Dan draaide ze zich om, deed de lichten uit, verliet het lokaal en kwam na een halve minuut het gebouw uit. Ze sloot de deur achter zich en liep de straat uit.
Ik realiseerde me dat ik de volle twee uur in fascinatie had staan kijken.
Het ritueel herhaalde zich de volgende donderdagavond, en een week later weer. Ze bleef iedere week komen en poseren voor een leeg lokaal.
Nieuwsgierig geworden ging ik kijken bij de deur van het gebouw, en zag waarom ze zo makkelijk binnenkwam: de deur was niet op slot en het kozijn stak niet over. De deur was open te krijgen door bij de klink een bankpasje tussen het kozijn en de deur te schuiven.
De volgende donderdagavond om zeven uur liep ik naar het gebouw, werkte de deur open, en sloop naar binnen. Ik vond het lokaal en liet een envelop met een bescheiden geldbedrag achter op de tafel. Ik ging terug naar huis en wachtte achter het raam.
Het ritueel herhaalde zich. Het binnendringen, het uitkleden, het poseren in drie houdingen, het aankleden en het naar de tafel lopen. Daar aarzelde ze, keek om zich heen, en pakte uiteindelijk de envelop op. Ze stak hem in een zak van haar jas en vertrok.
De volgende keer zorgde ik weer dat er een envelop met geld voor haar klaarlag, en de daaropvolgende keren ook. Zo ging het maanden voort.
De laatste donderdag voor kerstmis legde ik een kerstkaart naast de envelop. Ik had er niets opgeschreven. Ze pakte hem op, bestudeerde hem, en stak hem in haar jaszak.
De donderdag daarna kleedde ze zich niet meteen uit nadat ze het lokaal was binnengekomen. Ze haalde van onder haar jas een fles en twee glazen tevoorschijn die ze op de tafel zette. Ze liep naar het raam en keek mij vanaf de overkant van de straat recht aan. Toen wenkte ze.
Als verdoofd verliet ik mijn appartement, liep de trap af en stak de straat over. Ik opende de deur op de beproefde manier en liep naar het lokaal. Zij had zich inmiddels ontkleed, de twee glazen gevuld en had met een daarvan in haar hand een pose aangenomen op de stoel. Haar ogen waren bruin. Veertig minuten later schonk ze ons elk een tweede glas in, liep terug naar haar stoel, en nam een andere houding aan. Weer veertig minuten later: hetzelfde. Om tien uur kleedde ze zich aan, pakte de lege fles en glazen, en vertrok.
De volgende donderdagen verliepen als voorheen.
Drie maanden later werden de beperkingen opgeheven. In het lokaal in het gebouw tegenover mijn appartement wordt nu op donderdagavond tango-les gegeven; de tekencursus is nooit teruggekeerd.
Het model ook niet.
Soms, op donderdagavond om acht uur precies, meen ik wel eens voetstappen te horen in de straat. Als ik dan ga kijken is er niets.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten