vrijdag 25 april 2014

Koolwitje

Gisteren zag ik een vlinder, een koolwitje. Ze fladderde voorbij toen ik even met een boek in de tuin zat, te genieten van het eerste mooie weer dit jaar. Althans, het eerste terwijl ik niet binnen op kantoor zat.

Ik legde mijn boek weg en keek naar haar. Waarom vinden we vlinders zo mooi, zo fascinerend? Ze lijken sierlijk, ja, maar kijk eens eerlijk naar hoe ze vliegen. Stuntelig. Zwalkend. Ten prooi aan de minste zucht wind. Zonder hun kleuren zou je ze voor een dwarrelend herfstblad houden.

Toch was ze mooi. En haar onzekere vlucht deed me aan jou denken. Okee - nogal veel doet me tegenwoordig aan jou denken. En nu de associatie gelegd was werd de vlinder helemaal een beeld voor jou. De tere sierlijkheid, de wankelheid en breekbaarheid die me vertedert en mijn beschermersinstinct oproept. Het wit van je onschuld...

Jij - nee, de vlinder - landde op de leuning van mijn stoel om uit te rusten. Ik kon jou - nee, de vlinder - in alle rust bewonderen. Lichtelijk nerveus zat je daar, af en toe klappend met je vleugels alsof je elk moment kon opvliegen, maar toch mijn aanwezigheid nog even verdragend. Ik vraag me af of ik me ook zo in jouw nabijheid zou wagen als je geen vlinder was.

Een tweede vlinder kwam aanvliegen. Hij fladderde langs jou heen, waarop jij ook weer opsteeg. Ik voelde een steek van jaloezie. Waarom verliet je mij voor die ander? Jullie fladderden innig om elkaar heen, en als om mij te pesten leidde hij jullie dans tot vlak voor mijn gezicht.

Ik opende mijn mond, hapte naar jullie terwijl ik tegelijk flink lucht naar binnen zoog. Het werkte. Tevreden slikte ik jullie door.

Nu had ik ook vlinders in mijn buik.

1 opmerking: