vrijdag 25 juli 2014

Draak

Aan het einde van onze straat woonde de draak.

Dat was eenvoudig te zien. Naast de donker eiken voordeur van het grote en statige oude huis zat een naambordje: Draak.

O, nu denken jullie dat ik een grapje maak. Dat doe ik niet.
Er woonde een draak.

Alle kinderen in de buurt waren als de dood voor hem. Het verhaal ging dat hij vuur spuwde als je je bal in zijn tuin schopte. En af en toe verdween er een kat uit de buurt. Spoorloos. Of een hond. Of een schaap.
Of een kind.
Hoewel ik persoonlijk geen kinderen ken die door de Draak waren opgegeten, dus misschien was dat slechts een gerucht.

Eigenlijk wist ook niemand hoe hij eruit zag. Hoe groot? Welke kleur? Met grote tanden? Schubben? Vleugels?

Had ik al gezegd dat we allemaal doodsbang waren voor de draak? Toch stond ik daar op een zomermiddag aan de deur en belde aan.

Met knikkende knieën, dat wel. Voor een weddenschap.
Raghilde, het buurmeisje waar ik stiekem verliefd op was - zei ik stiekem? De hele buurt wist het en lachte me uit.
Waar was ik.
O ja. Raghilde had me uitgedaagd en gezegd dat ik een echte held zou zijn als ik durfde aanbellen. En dat een held een kus verdiende.

En dus wachtte ik met het angstzweet op mijn voorhoofd tot de klank van de deurbel was uitgegalmd en hoopte dat de draak niet thuis was. En net toen ik bedacht dat Raghilde alleen maar had gezegd dat ik moest aanbellen en niet dat ik moest wachten tot de deur openging
ging de deur open.

Wegrennen was te laat. Ik sloot mijn ogen en wachtte op de verzengende vuurstoot die me zou verassen. In plaats daarvan pakte iets me bij mijn arm en trok me zachtjes naar binnen, terwijl het kirde:
"Oh wat lief! Bezoek!"

Vijf minuten later zat ik aan de keukentafel met ranja en koekjes terwijl de opluchting van me af stoomde. De draak bleek een schattig oud vrouwtje. Wel met een ongelooflijk kitscherige smaak, getuige alle gouden of vergulde siervoorwerpen die overal stonden.

We praatten over koetjes en kalfjes, ze vroeg hoe het op school ging en of ik een vriendinnetje had. Bij die laatste vraag kleurde ik als een boei en ze stapte tactvol op een ander onderwerp over. Uiteindelijk voelde ik me helemaal op mijn gemak. Toen ze vroeg waarom ze de kinderen uit de buurt nooit zag dorst ik eerlijk te antwoorden.

Ze was even stil en ik was bang dat ze boos zou worden, of - erger - zou gaan huilen. Maar uiteindelijk begon ze zachtjes te grinniken.

"Ah, kinderen, kinderen. Jullie begrijpen niets van draken."
Ik moet erg verbaasd hebben gekeken want ze begon nog harder te grinniken. Met haar oude-vrouwenbas klonk het haast als gegrom. "Draken zijn grote monsters, met schubben en vleugels en grote tanden, en ze verbranden alles wat ze voor de bek komt?" Ik knikte stom. "Fout. Een draak kan elke gedaante hebben. Of zelfs onzichtbaar zijn. Een gedachte in je hoofd kan de draak zijn. Hoewel dat stukje van alles verbranden wel klopt."

Ik was verward. Ze ging verder.

"De mythe dat we - dat draken grote vuurspuwende monsters waren komt uit een tijd dat mensen elkaar verhalen vertelden met veel beeldspraak. Dat kennen jullie niet meer, met al die beelden op tv. Het verhaal duidde de verwoestende kracht van draken aan, maar figuurlijk. Draken hebben nooit maagden gegeten of steden platgebrand. Althans, niet rechtstreeks."

Ze boog zich voorover en keek recht in mijn gezicht. Haar gouden ogen zwommen achter haar dikke brilleglazen. Ik vond het niet leuk meer.

"Een draak werd ook wel Worm genoemd. De worm die vreet en knaagt. De worm in het hart."

Ik stond zo snel op van de stoel dat deze omviel.
"Ik - ik moet naar huis!" en ik beende door de hal.

Toen ik halverwege richting de voordeur was sprak ze me weer aan en ik bleef staan. Ik stond net bij de deur naar de woonkamer, waar ondanks de zomerhitte een groot vuur brandde in de open haard.

"Ze staan buiten op je te wachten," sprak ze, nu met een spoor van leedvermaak in haar stem.
"Niet voor de deur, dat durven ze niet. Maar om de hoek, achter de heg. Zíj zal bijna in tranen zijn van angst en schuldgevoel - ze denkt dat ze je de dood ingejaagd heeft. Als ze je ziet zal ze je om de hals vliegen en je je beloning willen geven, maar..."

"Maar wat?" vroeg ik, hoewel ik het eigenlijk niet wilde weten. Ze stond nog steeds achter me.

"Jíj zult sterven, een week na je eerste kus. Een ongeluk, een ziekte - maakt niet uit. Je zult maar een week leven na je eerste kus."

Ik kon me weer bewegen en rende naar de deur, erdoor en naar buiten. Mijn vriendjes die bij het pad naar de deur stonden toen ik aanbelde waren er niet meer. Ik rende verder, de hoek om langs de heg die om de tuin van het huis stond - en daar stonden ze te wachten. Raghilde zag lijkbleek en had de tranen in haar ogen staan. Ze klaarde op toen ze me zag en rende naar me toe, de armen gespreid.

In paniek duwde ik haar van me af. Ze viel op de grond en keek me niet-begrijpend, gekwetst na terwijl ik doorholde, naar huis.

Nu ben ik oud, en eenzaam, en bitter.
Talloze malen ben ik verliefd geweest, niet zelden was dat wederzijds. Altijd was daar het knagen in mijn hart van het dreigement van de oude vrouw. Nooit durfde ik een vrouw dichtbij te laten komen. Vele harten heb ik zo gebroken. En iedere keer dat dat gebeurde gaf de worm in mijn hart een extra harde beet.
En hoorde ik de oude vrouw weer grinniken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten