zaterdag 16 mei 2015

Wachten op maandag

De wereld vergaat op maandagochtend.

Het is zondagavond en wij zijn samen om het einde af te wachten. We zijn er, alle twaalf. Twaalf is het volmaakte getal. Ik stel u wel aan elk voor in dit relaas.

We drinken, wijn, wodka en whisky en port. Bier is te ordinair voor de gelegenheid. Omdat er geen morgen is om een kater in te hebben drinken we zonder terughoudendheid. We eten, sterke kaas, rauwe vis (nieuwe haring, grote stukken makreel, niet de liflafjes die Japanners als sushi verkopen), biefstuk van het wilde zwijn die zo kort het vuur heeft gezien dat hij denkt dat hij nog leeft. En uiteraard lam en ongerezen brood. Dit is het laatste avondmaal. We zitten in de keuken van een groot huis (het doet er niet toe van wie dit huis is, morgen bestaat het niet meer) rond de grote keukentafel. De verlichting bestaat uit kaarsen.

Verder vertellen we elkaar verhalen.

Dit is de manier waarop je wacht op het einde van de wereld.

Camille vertelt: "Die keer dat het einde van de wereld zou worden veroorzaakt door een supernova. Astronomen hadden een ster gevonden op relatief korte afstand die binnen een paar dagen zou ontploffen. De straling zou de zijde van de aarde die ernaar toe was gewend steriliseren. En omdat de hele gebeurtenis meer dan een hele dag zou duren gold dat voor de hele aarde, wegens diens draaiing.
Apocalyptische sektes bloeiden op, zelfmoorden rezen de pan uit en heel veel mensen zetten alle voorzichtigheid en spaarzaamheid opzij en feestten alsof de wereld zou eindigen. Wat natuurlijk zo was.
Behalve dat een aantal bollebozen het daar niet mee eens was en de wereld wilde redden. Of tenminste de helft ervan. Ik was daarbij, net als mijn tweelingzus.
In teams over de hele wereld verspreid bouwden we een rem, een grote, om de draaiing van de aarde te stoppen. We bouwden hem van brons en pokhout en marmer, en voor de zachtere delen krijt en teer. Toen we hem in werking stelden veroorzaakte dat verwoestende aardbevingen en vloedgolven - maar het werkte. De aarde begon steeds langzamer om zijn as te draaien. We wisten niet goed hoe lang het zou duren om haar stil te zetten, en dus ook niet welke kant naar de supernova gekeerd zou zijn als het zover was. We wisten niet eens of we de wereld op tijd konden stoppen.
Maar het lukte, net. Ik was aan de schaduwzijde toen de ster ontplofte. Helaas werkte mijn zus in een team aan de andere kant van de wereld, voorbij de datumgrens. Bij mij was het nog zondagnacht, bij haar al maandagochtend."

De Rechter leegt zijn glas en neemt het woord.

"Oorspronkelijk telde een week twaalf dagen, niet zeven. Er zijn er ons vijf ontstolen."
We noemen de Rechter zo omdat hij zich altijd opwindt over onrechtvaardigheid, niet om zijn beroep. Hij verdient de kost als boekhouder. Hij houdt niet het recht, maar de cijfers in balans.
"Volgens het verhaal schiep God hemel en aarde, licht en duister, water en land, mens en dier in zes dagen en rustte Hij een zevende. Maar Hij had ook een dag nodig voor het scheppen van de engelen, en een dag om de hemelse stad te bouwen. Ik weet niet of dit voor de andere scheppingsdagen gebeurde, of erna. Voorts zijn er drie dagen waarin onbekend is wat Hij deed. Ik heb aanwijzingen gevonden in oude geschriften, doorhalingen en omissies, die aangeven dat Hij niet wil dat wij dat weten. Verscheidene profeten en schriftgeleerden die probeerden licht te scheppen in deze duisternis zijn onder verdachte omstandigheden omgekomen. Wat heeft Hij uitgespookt in die drie dagen? Waaraan is Hij zich te buiten gegaan? Welke liederlijkheden heeft Hij gepleegd?"
De Rechter spreekt niet alsof hij vreest neergeslagen te worden door een goddelijke wraak. De wetenschap dat de wereld de volgende dag eindigt haalt de angel uit dat soort dreiging.
"Ik weet ook niet of die drie dagen na of voor de zevende dag vielen. Ik vermoed erna, en de eerste keer dat de eerste dag wederom geschiedde was Hij humeurig en had hoofdpijn. Natuurlijk eindigt de wereld op een maandagochtend. Het is de dag dat God het het moeilijkst heeft."

We schenken ons nog een ronde in en discussiëren over het verhaal van de Rechter. De meerderheid concludeert dat het wel waar moet zijn, want hebben we niet altijd allemaal tijd tekort? Die vijf dagen in de week komen ons rechtens toe.

Het keukenraam licht even op. Een paar tellen later horen we de donder in de verte, gevolgd door de eerste spetters van een lichte bui. Maria mijmert:
"Ik weet nog dat de wereld eindigen zou door onweer. Wereldwijd was het weer warm en drukkend geweest, al wekenlang. De atmosfeer was vol geladen dreiging. Meteorologen werden elke dag somberder, en het weerbericht werd steeds meer een aankondiging van het naderende einde. Er zou een wereldomvattende onweersbui komen met zulke heftige ontladingen dat iedereen zou worden geëlectrocuteerd. De zeeën zouden aan de kook raken en er was kans dat hele continenten door de bliksem doormidden zou worden geslagen.
De mensheid had de moed opgegeven. Wij waren echter nog jong en wilden niet accepteren dat de wereld zou eindigen. Met kunst en vliegwerk bouwden we een enorme bliksemafleider vanaf de maanbasis die er toen nog was. Zo snel was nog nooit zo'n enorme constructie gebouwd. De Eiffeltoren was er niets bij. Uiteindelijk reikte hij vanaf de oppervlakte van de maan tot in de bovenste lagen van de atmosfeer van de aarde. De maan stond toen natuurlijk wel een stuk dichterbij dan nu, maar gelukkig had hij ook toen steeds dezelfde kant naar de aarde gekeerd. We werden voor gek verklaard natuurlijk.
Uiteindelijk barstte het onweer los. Mensen, je kunt je niet voorstellen hoe hevig dat onweer was. De regen spoelde verschillende kleinere kuststaatjes de zee in. De donder verbrijzelde trommelvliezen en bergen. Maar er was slechts één bliksemflits. Eén wereldwijde, felle bliksemontlading die een volle minuut aanhield. Iedereen die niet zijn ogen beschermde is toen blind geworden. Maar ons plan werkte: hij sloeg in op onze bliksemafleider en alle energie werd afgeleid naar de maan.
Die is er nooit meer bovenop gekomen. Alle mensen op de maan kwamen om, de maanbasis en alle plantages daar werden verwoest, al het water verdampte. Sindsdien is de maan de kale steriele rots zoals we hem nu kennen, en de klap was zo hard dat hij ver van de aarde werd geworpen.
Maar het einde van de wereld was afgewend."

"Het was het einde van de maan" merkt Bul op. "Die hebben we geslachtofferd om de wereld te redden, als zondebok."

"Ik geloof nooit dat God zich misdragen heeft in die drie ontbrekende dagen" zegt Maria tegen de Rechter. "Maar misschien heeft hij iets geprobeerd dat boven Zijn macht lag. Wat heeft hij in die drie dagen geschapen en weer ont-schapen? Welke blunder heeft hij begaan?"

"Ik weet nog de eerste keer dat de wereld verging."
Aan het woord is Arie, de oudste van ons.
"We zagen een nieuwe ster aan het firmament, een die snel helderder en groter werd. We vroegen onze wichelaars (telescopen hadden we nog niet) wat dat te betekenen had, en ze zeiden dat de wereld vernietigd zou worden. We vroegen onze ingewandenlezers waardoor we vernietigd zouden worden. Ze moesten twee hele kuddes opensnijden voor ze geloofden wat ze zagen: de wereld zou op de hoorns genomen worden door een gigantische ram, vele malen groter dan de wereld zelf. Inderdaad konden de mensen met de scherpste ogen in de groeiende ster met enige moeite een ramskop onderscheiden. We vroegen onze sjamanen wat er tegen te doen was, en zij zeiden: niets.
Natuurlijk was er opstandige jeugd die zich niet bij de wil van de goden wilde neerleggen. Ze bedachten een list om de ram af te leiden. Ze bouwden van bomen en huiden (na de twijfel van de ingewandenlezers hadden we huiden te over) een hele grote nep-ooi. Hele bossen rooiden we voor het hout, en we bouwden daar een houten geraamte van dat honderden meters hoog oprees. Duizenden huiden naaiden we aaneen om één gigantische ooienvacht na te bootsen. De hoop was dat de ram de koers iets zou verleggen om deze ooi te pakken, en dan de wereld slechts zou schampen in plaats van frontaal te raken.
De hoop was vergeefs. De ram was mogelijk bijziend. De wereld werd vol op de hoorns genomen en brak in stukken."

"Toch zit je nog hier", merkt Alen op.

"Ik behoorde bij die eigenwijze jeugd" antwoordt Arie. "Wij waren nog bezig het huid over het raamwerk voor de nep-ooi te trekken toen de ram de wereld ramde en in stukken brak. Wij klampten ons vast aan de aan elkaar genaaide huiden, en vouwden die om ons heen als een enorme ballon vol lucht. Deze beschermde ons tegen de rondvliegende brokstukken en zorgde dat we konden blijven ademen. Zo overleefden we tot de ram verdwenen was. Toen begonnen we aan het omvangrijke werk om alle stukken van de aarde te verzamelen en weer aan elkaar te plakken. Niet alle delen konden we nog vinden, sommige stukken waren weggeraakt. Daarom is de wereld nu kleiner dan destijds."

U denkt misschien dat onze bijeenkomst een sombere is, maar dan hebt u ongelijk. Gelaten, ja, en melancholiek - maar met de ingehouden opluchting dat er geen toekomst meer is om te vrezen. Alleen Bul, de grote sterke man, schuift onrustig op zijn stoel. Hij opent zijn handen en balt ze weer tot vuisten.

Ouwe Bok vertelt: "Er verscheen een teken aan de hemel, een ster met een baard. Maandenlang zagen wij hem langzaamaan groter en helderder worden, totdat hij zelfs overdag te zien was en de staart de halve hemel omspande. Niemand wist wat het betekende: onheil of juist een heuglijke tijding. De kerken zaten vol en alle vorsten en heren lieten wijze mannen komen om het voorteken uit te leggen.
Zo ook de heer in mijn gewest. Nu had deze heer - ik ben zijn naam vergeten - nog geen nazaat, hoewel hij al van middelbare leeftijd was. Drie vrouwen had hij al verstoten hierom, en hij was twee jaar geleden met een mooie jonge vrouw hertrouwd - nog zonder resultaat.
Ik was nog jong toen, maar verfde mijn haar grijs met as en vet, tekende rimpels en groeven in mijn gezicht, en hulde me in een gescheurde oude pij. Zo meldde ik me bij het huis van de heer. (Hij was niet rijk en belangrijk genoeg om een echt slot te hebben.)
Het was een zondagavond. De heer nodigde mij in de audiëntiekamer en vroeg mij wat de ster met de staart te betekenen had.
"De ster duidt op een geboorte in een hoog huis, heer" fleemde ik. "De baard betekent dat het een zoon, een erfgenaam zal zijn."
"Welk huis?" eiste de heer.
"Misschien het uwe" opperde ik.
"Dat weet je niet zeker?" vroeg hij.
"Nee heer. Misschien kan ik erachter komen. Ik heb bepaalde vaardigheden."
"Zoek het uit!" beval hij me.
"Geef me een haar van u en een van uw vrouw." Nadat ik deze gekregen had draaide ik ze om elkaar heen en stak ze in een kaarsvlam. Aandachtig keek ik hoe ze opbrandden, en snoof de geur op. Ik verzonk voor een kwartier in gepeins. Toen zei ik: "Heer, u zou een zoon geboren worden - maar de vruchtbaarheid van uw vrouw wordt verstoord door een oude vloek."
De heer veerde op bij het horen van "zoon" maar zeeg daarna weer teleurgesteld neer.
"Ik kan u echter helpen" zei ik. "Daarvoor heb ik drie maten olie nodig, twaalf witte kaarsen, zeven kommen wijn en een zwart haantje. Breng dit naar het slaapvertrek van uw echtgenote. Ik zal me daar bij haar voegen, om de nacht in gebed en met magie door te brengen. Verzegel de deur."
Dit alles werd geregeld, hoewel ik de bedienden moest terugsturen om de haan eerst te slachten en te braden. De nacht was slapeloos maar aangenaam. En toen ik maandagochtend vertrok, met een beurs vol munten, wist ik vrij zeker dat de heer een nazaat zou krijgen. Het bleek later overigens een meisje te zijn."

Ouwe Bok zwijgt. Wij wachten. Ouwe Bok blijft zwijgen en schenkt zich nog eens in. Dan ziet hij ons verwachtingsvol naar hem kijken, en protesteert: "Het hoeven toch niet allemáál apocalyptische verhalen te zijn?!"

"Ik geloof niet dat God blunderde, die drie extra dagen" peinst Leo. "Ik geloof niet dat Hij iets schiep en weer ont-schiep omdat het mislukt was. In die dagen ontwierp Hij hen die na ons komen zullen, na het einde van de wereld - net zoals Hij de mens maakte als opvolgers van de engelen. Ik vraag me alleen af of ons ook gevraagd zal worden om voor deze nieuwe kroon op de schepping te buigen, of dat wij zonder pardon terzijde worden geschoven."

Het is inmiddels middernacht geweest. Is de wereld al vergaan? Nee, de wereld vergaat pas op maandagochtend. Gun ons deze laatste nacht.

"Zoals voorzegd ging de wereld ten onder in vuur" zegt Stekel. "Er is ook geen beter einde denkbaar dan gereinigd en vernietigd worden in vlammen. Maar ach, ik was jong, net als mijn kornuiten, en ons eigen vuur was nog niet geblust." Hier knipoogt hij. "Wij wensten dat de wereld nog even zou doorgaan, voor onze eigen egoïstische motieven. Hoewel ik moet zeggen dat omdat het maandagochtend was we even twijfelden." Stekel pakt een van de brandende kaarsen die ons van licht voorzien en zet die vlak voor zich neer.
"Hoe blus je een wereldbrand? Niet met water, een aantal van ons kon niet zwemmen. Niet door alle zuurstof weg te halen, want iedereen zou stikken. Hoe dan?" Met een zachte puf blaast hij de kaars uit.
"We bliezen het uit. Niet met onze longen natuurlijk, wij waren jong en sterk maar er zijn grenzen. Nee, we bouwden een enorme windmolen, of beter een groot park van grote windmolens. Niet om de wind op te vangen, maar juist om die aan te wakkeren. Het kostte even om een manier te vinden om deze aan te drijven, maar met alle vuur in de buurt was dat uiteindelijk op te lossen. En toen zetten we hem aan."
Stekel steekt de kaars weer aan en zet hem terug op het midden van de keukentafel.
"We wekten de grootste storm aller tijden op, en hij was wereldwijd. Nog nooit heeft het zo gewaaid op aarde. Bossen werden platgemaaid, maar bomen groeien wel weer aan. Zeeën overspoelden hoogvlakten toen die wind de zeebekkens leeg blies. Hele bergketens schoven een paar kilometer op. Geologische breuklijnen begonnen te kraken. Verwoestende aardbevingen vernietigden veel steden, en de wereld leek langs de breuklijnen uiteen te vallen. Even vreesden we dat het middel erger was dan de kwaal, maar de aarde hield het. Het vuur ging uit, weggeblazen, uitgeblazen. Natuurlijk was er schade. Ons windmolenpark stond in Noord-Afrika: de Sahara is het trieste gevolg daarvan: volledig kaalgeblazen. En zelf" - hier klopt Stekel even op zijn kale schedel - "ben ik ook wat kwijtgeraakt."

Noah, de waterman, vertelt zijn verhaal, maar dat kent u al.

"Herinneren jullie hoe de wereld aan een plaag ten onder ging?" vraagt Maankind. "Het was de achtste. De hemel zag zwart van de sprinkhanen, net als de grond. Ieder oppervlak was met die beesten bedekt. En vreten dat ze deden! Oogsten waren in een dag van het veld gegeten. Bomen waren kaal. In huizen drongen ze voorraadkasten binnen en deden zich daar tegoed. En als er niets meer te eten was, begonnen ze aan de mensen zelf. Jullie lachen? Een hongerige sprinkhaan is geen probleem, die voel je nauwelijks. Tientallen sprinkhanen evenmin. Als het er honderden zijn die over je heen krioelen wordt het al ongemakkelijk - maar duizenden? Al die kleine ineffectieve beetjes met die kaken komen uiteindelijk wel door je huid heen. Mensen rolden over de grond in een poging ze te pletten, maar dan rolden ze door een dikke laag sprinkhanen die de plaats van de geplette soortgenoten innamen. In het water springen hielp ook niet: die beesten hebben aanmerkelijk minder zuurstof nodig dan wij, en dragen een kleine luchtvoorraad met zich mee in hun beharing.
Men probeerde ze te bestrijden met vlammenwerpers. Hele steden gingen in vlammen op door onoordeelkundig gebruik. En de geur van geroosterde sprinkhaan trok er nog meer aan..."
Ze pakt een stuk brood van de mand op de tafel en doopt het in een schaaltje gekruide olie. Kauwend gaat ze verder.
"Het was duidelijk dat we iets moesten doen. We besloten in te zetten op natuurlijke vijanden. Een fokprogramma voor vogels werd snel gestart, en enorme broedmachines leveren in hoog tempo nieuwe generaties aan. Zo hier en daar hielp de biotechnologie de natuur een handje: niet alle vogels die toen de lucht in gingen waren helemaal natuurlijk. Sommige van die wat vreemde soorten bestaan nu nog. Ik bedoel maar, niemand denkt toch dat de pauw door natuurlijke evolutie ontstaan is?
De strategie werkte. Het aantal sprinkhanen daalde, daalde steeds sneller naarmate er meer vogels kwamen, en viel tenslotte als een baksteen. Mission accomplished.
Natuurlijk zaten we toen met een vogelplaag.
Ik hoef jullie niet te vertellen dat dat net zo erg was. Stel je voor, schijtende, hongerige vogels bij miljoenen, nee miljarden! Iemand heeft er nog eens een film over gemaakt. Enfin, we grepen naar dezelfde truc: natuurlijke vijanden. We fokten in hoog tempo katten en zetten die uit. Ook dit werkte, maar..."
"...maar toen zaten jullie met een kattenplaag" viel Camille haar in de rede. "Hoe hebben jullie dat opgelost?"
"Hebben we dat opgelost dan?" vroeg Maankind geamuseerd.

"Waar is Bul?" vraagt Stekel plotseling. Inderdaad, Bul zit niet meer bij ons aan tafel. Ik herinner mij zijn onrust.

"Ik hoef jullie niets meer te vertellen over de zombie apocalyps" vertelt Alen. "Man! wat een smerige manier om alles te laten eindigen. Zondagavond ga je met een gerust hart slapen; de volgende ochtend lopen de levende lijken in de straten om hersenen te schreeuwen.
Feitelijk hadden we geluk dat zoveel mensen zich tegenwoordig laten cremeren. Maar alle doden waarvan de pezen de botten nog bijeenhielden waren in beweging gekomen. Van de zombies die al goed en wel begraven waren slaagden alleen de sterksten erin zich uit hun graf te werken, maar die in de mortuaria lagen of ergens lagen opgebaard hadden vrij spel.
Ze joegen op de levenden, en als ze die gedood hadden werden die op hun beurt ook zombies. Hun aantallen groeiden snel. Het zou niet lang meer duren of iedereen was een zombie."
"Hoe hebben jullie dat opgelost?" vroeg De Rechter.
"Feitelijk niet", zucht Alen. "We hebben het kunnen indammen, kunnen camoufleren. Maar ze zijn nog onder ons, in grote aantallen. Hoeveel hersenloze mensen ken je, hoeveel mensen die eigenlijk dood zijn van binnen?"

"De wereld ging aan vlijt tenonder, natuurlijk." Leo heeft het woord genomen. "Het ging goed met de mensen - de mensen wáren goed. Ze waren slim, efficiënt, aardig, en coöperatief. Ze werkten, ze oogstten, ze bouwden en ze vermeerderden zich. En die vermeerderde mensen werkten meer, oogstten meer, bouwden meer en vermeerderden zich meer. Dat ging via een groeicurve, een exponentiële curve, een catastrofe-kromme.
We moesten wel ingrijpen, maar het was met pijn in het hart. De mensen zelf moesten veranderen. Er werden grote verander-de-mensenklinieken gebouwd. De regeringen startten voorlichtingscampagnes om de mensen daarheen te laten gaan.
En de mensen, coöperatief als ze waren, gingen.
In de klinieken werden ze verslechterd. We maakten ze dommer, we maakten ze ineffectief in wat ze deden, we maakten ze onaardig en egoïstisch. En het werkte. In plaats van dat men samenwerkte om meer te bereiken, ging men elkaars werk ridiculiseren, afbreken, vernietigen. Men concurreerde - om alles. Er werd geruzied, er werd gemoord. Bombardementen verwoestten meer dan men in jaren kon herbouwen.
Ja, het was een succes, onze reddingscampagne. Nodig, maar pijnlijk. Het gebeuren klinkt nog door in de mythologiën van de wereld, waar het vaak "de Val" genoemd wordt, het einde van een leven in paradijselijke omstandigheden."

Wij zwijgen enigszins bedroefd. Wij herinneren het ons.

Ik heb mijn verhaal niet verteld want ik heb er nog geen.

Het begint iets lichter te worden aan de oostelijke hemel. De dageraad is niet ver meer. We wachten op het einde, of op Bul.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten