dinsdag 27 juni 2017

De toren

En in deze verre stad werd eenmaal per maand een vreemd ritueel uitgevoerd. Men toog in een processie naar de oude toren op het stadsplein, gehuld in de traditionele gewaden, kleurig maar plechtig. Sommigen droegen een tamboerijn die een enkele maal geslagen werd per zeventien stappen. Gedurende de hele gebeurtenis werd er geen woord gesproken. De sfeer was ingehouden trots, passend bij een gebeurtenis van grote importantie. Elk van de deelnemers - en elk van de inwoners die dat wilde kon meedoen - droeg het afgesneden hoofd van een medeburger die in de voorgaande maand gestorven was. Deze hoofden waren gebalsemd tegen bederf en zowel de ogen als de mond waren in opengesperde positie gefixeerd. De hoofden werden respectvol op borsthoogte gedragen tussen beide handen, niet meegezeuld aan de haren.

Participatie van iedereen, ook vreemdelingen, werd aangemoedigd. Ik kan u dit verslag doen omdat ik een keer meeliep. De toren kende twee smalle wenteltrappen aan de binnenzijde. De optocht voerde langs een van deze omhoog. De top bestond uit een platform met lage ommuring, vanwaar men uitkeek op de stad en het omringende landschap, maar vooral ook de steile diepe val zag die men zou maken als men van de toren viel, of geworpen werd. De deelnemers aan de processie liepen eenmaal de top van de toren rond waarbij men het hoofd hoog droeg alsof men deze het uitzicht goed in zich wilde laten opnemen, alvorens de andere wenteltrap naar beneden te nemen. Dit alles nog steeds zwijgend. De weg voerde vervolgens naar de begraafplaats waar de hoofden bij hun lichamen werden neergelegd.

“Het is het Oordeel,” verklaarde een vriend in de stad me toen ik ernaar vroeg.
“Elk van de gestorvenen wordt gebracht naar een gevaarlijke plek, waar hij weerloos is overgeleverd aan degene die hem draagt. Misschien is dat een buurman die hij altijd getreiterd heeft. Misschien een vriend die hij bedrogen heeft, of een geliefde wier hart hij brak. Een kind dat hij hielp of dat hij sloeg. Een zakenrelatie die hij eerlijk bejegende, of oplichtte. De drager overweegt het leven van de gestorvene en oordeelt: gun ik hem een gepaste begrafenis of een diepe val van de toren? Zelden slechts verdwijnt een hoofd daadwerkelijk in de diepte. Mensen vergeven uiteindelijk makkelijker dan je denkt, als ze het uiteindelijke oordeel mogen vellen en uitvoeren. Je hebt waarschijnlijk wel gezien dat de een langer talmt op de top van de toren dan de ander.”
“Dat zag ik,” antwoordde ik. “Maar zo’n oordeel na de dood, heeft dat werkelijk iets te betekenen?”
“De wetenschap dat jij ooit bent overgeleverd aan de genade van misschien wel je ergste vijand laat mensen tweemaal nadenken alvorens kwaad te doen,” volgens mijn vriend.

Ik keerde terug uit deze verre stad maar draag haar vloek nog steeds bij me.

Want ik houd dit niet tegen: elke nacht als ik in bed lig en wil gaan slapen draag ik in gedachten mijn hoofd de toren op, houd het omhoog en vraag: “Waarom zou ik je niet naar beneden werpen? Zou iedereen jou een waardige begrafenis gunnen?”
En dan denk ik na over mijn daden en gedachten, ontdaan van alle vergoeilijkende argumenten en smoezen, en sta naakt voor mijn eigen oordeel alsof ik mijn eigen ergste vijand ben. Elk woord dat ik sprak wordt ontleed op zoek naar de stiekeme wens om te kwetsen. Elke actie wordt doorgelicht op de bedoeling mezelf te bevoordelen ten koste van een ander. Bedachtzaamheid blijkt luiheid, ijver verwordt tot hebberigheid, liefde poseert voor lust.

Sartre zat ernaast. De hel, dat ben je zelf.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten