dinsdag 19 maart 2013

Als ik jou was

Ik lig al heel lang hier in bed. Ik zou me moeten vervelen, maar ik voel me daar veel te beroerd voor. Pijn. Ik heb pijn. Toch heb ik een naald in mijn arm. Die doet geen pijn. Er loopt een slangetje van de naald naar een fles die naast mijn bed hangt. Daarin zit iets dat tegen de pijn zou moeten helpen. Volgens mij is dat stuk. Ik ben alleen. En ik ben een beetje bang. Nee, ik ben erg bang. Ik wou dat mama weer terugkwam. Maar die moest iets belangrijks doen vanmiddag.

*****

"Men vertelde mij dat u mij kon helpen."

De vrouw die sprak zag er slecht uit. Bleek. Vermoeid. Een door zorgen of verdriet getekend gezicht.

"Mijn dochtertje is ziek. Erg ziek. Ze... ze haalt het einde van de maand niet."

De aangesprokene zag er ook slecht uit - op een andere manier. Een oude, verdorven vrouw. Het is maar goed dat we niet meer in heksen geloven.

"Kunt u iets doen? Alstublieft?"

De heks - laten we haar zo toch maar noemen - de heks nam een slok van haar thee. Ze zaten in een slecht verlicht keukentje van een een klein, smoezelig rijtjeshuisje.

"Kanker zeker?" vroeg ze. De vrouw kromp ineen. "Ik kan haar niet genezen," zei de heks bot.

"Niets... Kunt u niets doen?" fluisterde de vrouw. "Ze hadden me verteld dat..."

"Ik zei niet dat ik niets kan doen. Maar ik kan haar niet genezen. Hebt u alles, echt alles, over voor uw dochtertje?"

De vrouw knikte sprakeloos. De heks stond op en rommelde in een van de keukenkastjes. Ze kwam terug met een klein bruin stopflesje.

"Luister goed. Je moet wel weten waar je aan begint," zei de heks. "Geloof je in zielsverhuizing?"

*****

Mama is weer geweest. Ze deed heel raar. Ze leek bang, maar ze leek ook blij. Ze vertelde een raar verhaal waar ik niets van snap. Ze had een flesje waar ik de helft van moest opdrinken. Het was heel vies. En ze zei dat ik moest gaan slapen. En ik moest niet verbaasd zijn als ik ergens anders wakker zou worden. Ik wil helemaal niet ergens anders wakker worden! Ik ben bang dat ik doodga, dat ze dat bedoelt. Ik wil niet gaan slapen. Maar ik ben moe, zo moe. Ik kan niet wakker blijven...

*****

De vrouw vouwde de laatste brief dicht, er voor wakend dat haar tranen er niet op vielen. Ze stond op van het bureau, bedacht zich, ging weer zitten en pakte nog een vel papier. Hier schreef ze een paar zinnen op, in grote duidelijke letters. Ze vouwde ook dit vel op, stond op en liep naar de bank. Ze ging erop liggen en legde het papier op haar buik. Ze pakte een klein bruin flesje dat op de grond naast de bank stond. Na er even peinzend naar gekeken te hebben opende ze hem en dronk de inhoud in één teug op. Ze zette het flesje weer neer, sloot haar ogen en wachtte op wat komen zou. Hoewel de tranen nog steeds over haar wangen biggelden glimlachte ze.

*****

Ik woelde onrustig in mijn bed. Ze droomt vreemd. Ze ontmoette mij, ergens halverwege. Halverwege wat? Halverwege de droom. De ontmoeting was fijn. De ontmoeting is een afscheid. Ik moest huilen. Zij moet huilen. Wie was zij? Wie ben ik?

Wie ben ik?

*****

Ik heb pijn. Maar ik voel me licht, zo licht.

*****

Ze opende haar ogen. Verbaasd keek ze omhoog, om zich heen. Waar was ze? Thuis? Dat kon toch niet... Ze zou nog wel dromen. Het was wel een fijne droom. De pijn was weg. Ze stond op van de bank en lette niet op het vel papier dat van haar buik omlaag viel. Ze voelde zich vreemd groot, en zwaar. Een beetje onhandig liep ze de kamer door, naar de gang, om te kijken of haar moeder ergens was. In de gang hing een spiegel. Bij het passeren daarvan zag ze zichzelf, en bleef geschrokken staan. Toen begon ze te lachen. Wat een malle droom. Haar blik vond de autosleutel die op het plankje onder de spiegel lag. "Maar als ik groot ben, kan ik ook autorijden..." mompelde ze, en pakte de sleutel.

*****

Ik ben benieuwd of ze nog op bezoek komt, voor het einde. Ach nee, hoe zou ze dat moeten doen? Ze zal er ook wel niets van snappen. Het zal nog een hele toer zijn voor haar om zich aan te passen. De deur gaat open. Krijg ik toch bezoek? Ik moet opletten dat ik geen rare dingen zeg. Uniformen? Een agent, een agente - waarom kijken ze zo ernstig, zo treurig?

Hoezo, "slecht nieuws?"

Geen opmerkingen:

Een reactie posten