dinsdag 16 april 2013

Buurtbende - Bram

Soms, als ik genoeg gedronken heb, haal ik 's avonds op twitter herinneringen uit mijn jeugd op. Er zijn toen akelige dingen gebeurd; vandaar de drank. Zo'n getwitterd relaas heeft een bepaalde impact. Ik weet niet of dit ook "werkt" in blog. We zullen zien. Ik plaats de oorspronkelijke tekst, onveranderd. Hieronder het eerste verhaal, over Bram.

Voorbij de meest noordelijke buitenwijk lag een klein bos. Het bos bestond vooral uit naaldbomen.
Maar in het midden van dat bos, ongeveer tien minuten lopen, lag een open, zanderige plek. Deze was omgeven door eiken. Oude, grote eiken.
De open plek werd door de oorspronkelijke bewoners van het gebied beschouwd als heilige grond.
Voor ons, de kinderen van de wijk, was dat onweerstaanbaar. Op de woensdagmiddagen trokken we vaak het bos in om daar te spelen.
We verzamelden dennenappels, probeerden konijnen te vangen (wat nooit lukte) en zochten de botten van dode dieren.
We gingen niet vaak de open plek op. We renden er wel eens overheen, bij het tikkertje spelen.
We klommen ook wel in de eiken, wat veel beter ging dan in de dennen. Zei ik woensdagmiddagen? Ook 's zaterdags gingen we vaak het bos in.
Nooit op zondag. Nooit op zondag, tot die ene dag dat we wel gingen. Ik weet niet meer waarom die zondag wel.
We keken of de bramen al rijp waren (natuurlijk niet - dat zou nog een maand duren), en of de hut die we gebouwd hadden er nog stond.
En toen we bij de open plek kwamen - we kwamen niet bij de open plek. De open plek was er niet. We zochten een uur.
We zochten een uur in een klein bos dat we kenden als onze broekzak, en we vonden de open plek niet. Onderweg raakten we Bram ook nog kwijt.
We namen aan dat hij zich verveelde en naar huis was gegaan. We speelden nog even, maar het bos voelde niet vertrouwd, zonder open plek.
We gingen eerder naar huis dan op andere dagen. Vreemd genoeg was Bram niet thuis. Hij kwam ook niet meer thuis, die dag.
Mensen uit de buurt, en later de politie, gingen zoeken. Ze zochten ook in het bos. Ze vonden Bram niet.
Vreemd genoeg hoorden we niemand praten over de ontbrekende open plek. Als wij ernaar vroegen begrepen ze blijkbaar niet wat we bedoelden.
Bram kwam nooit meer thuis. We gingen, later, nog vaak in het bos spelen.
De open plek was er weer - maar leek nu niet meer de vertrouwde plek van vroeger. Het had iets afwachtends, iets hongerigs. We meden hem.
En we durfden nooit meer botten te zoeken in het bos.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten